Definities van de begrippen vraag en aanbod

De meeste begrippen in het WoON zijn rechtstreeks te herleiden naar de vragenlijst die onder de meer dan 67.000 huishoudens is afgenomen. Door middel van registraties (Belastingdienst, energiebedrijven, Kadaster, etc.) is het WoON verder verrijkt.

Met het oog op het bouwbeleid zijn de begrippen 'vraag',  'aanbod' en de resulterende begrippen 'overschotten' en 'tekorten' cruciaal. Tekorten dienen idealiter te worden aangevuld. Bij overschotten kunnen vraaguitval en lange aanbiedingstijden optreden, vooral wanneer de markt meer ontspannen is.

Vraag: de gewenste woning (in een gewenste woonomgeving) van een huishouden dat binnen twee jaar wil verhuizen.

Aanbod: de woning die vrijkomt na de verhuizing van een huishouden.

Het WoON onderscheidt de volgende gradaties van vraag en aanbod:

  • 'Totaal': vraag/aanbod is gebaseerd op iedereen die binnen twee jaar wil verhuizen;
  • 'In de markt': vraag/aanbod is gebaseerd op degenen die binnen twee jaar willen verhuizen  én minimaal één activiteit hebben ondernomen om een woning te vinden (variërend van zoeken op internet tot inschrijven bij makelaar/woningcorporatie).
  • 'Urgent': vraag/aanbod van degenen die binnen een half jaar willen verhuizen en geschikt aanbod zouden accepteren.
Welke soort vraag/aanbod men betrekt in beleidsanalyses hangt mede af van de druk op de woningmarkt.


Technische definities

Starter: een huishouden dat een zelfstandige woning wil betrekken en geen zelfstandige woning zal achterlaten. Degenen die nog niet weten naar welke gemeente zij verhuizen zijn in de huidige woongemeente meegerekend.

Ofwel: (GVRAGSD=2 of 4); GGEM=1  of GGEM = 9.

Doorstromer: Een huishouden dat vanuit een zelfstandige woning wil verhuizen naar een andere zelfstandige woning in zijn woongemeente. Degenen die nog niet weten naar welke gemeente zij verhuizen zijn voor de helft als doorstromer meegerekend.

Ofwel: (GVRAGSD=1 of 3); GGEM=1; ALS (GGEM=9) WEEGV_M = WEEGV_M * 0,5.

Vestiger: Een huishouden dat zich de afgelopen twee jaar in een gemeente gevestigd heeft, ongeacht de vraag of men daarbij een zelfstandige woning achterlaat. Het gaat hierbij dus niet om een wens-vestiger, maar om een feitelijke vestiger (inclusief de kenmerken van de betrokken woning). Het voordeel hiervan is dat het grote aantal mensen dat geen gemeente van voorkeur opgeeft, geen probleem vormt.

Ofwel: HVS=1; VGEM=2; gewogen met HWEEGWON.

Vertrekker: Zelfstandig wonend huishouden dat wil verhuizen naar een andere gemeente. Degenen die nog niet weten naar welke gemeente zij verhuizen zijn voor de helft meegerekend. Ofwel: HVS=1; GGEM=2; ALS (GGEM=9) WEEGA_M = WEEGA_M * 0,5.

Het aantal potentiële vertrekkers is landelijk gelijkgesteld aan het feitelijke aantal vestigers.

Woningverlater: Een zelfstandig wonend huishouden dat na de verhuizing niet meer zelfstandig wil wonen.

Ofwel: HVS=1; GHVS <> 1.